‘Ik ben niet sportief’
Dit was jarenlang mijn eigen quote.
Niet dat ik nooit sportte.
Bij vlagen ging ik naar de sportschool.
Al vond ik er niks aan.
Ik deed zelfs een paar groepslessen.
In een zaal vol vloeiende poses en dynamische stretches,
voelde ik me het middelpunt.
Een zielig hoopje zwaaiende armen en benen.
En dan die wekelijkse hardlooprondjes.
Met de wens om af te vallen.
En ergens de hoop om een halve marathon te lopen.
Omdat dit me stoer leek.
Verder dan 10 km kwam ik echter nooit.
En 10 kg minder bleek een utopie.
Toen ontdekte ik het wandelen.
Elke dag kilometers struinen door de natuur.
Meer dan ooit in m’n element.
Niet veel later werd ik fan van wielrennen.
Ook bleek zwemmen in natuurwater echt iets voor mij te zijn.
‘Jij bent echt sportief zeg’, zei laatst iemand tegen me.
’Nou, dat valt best mee hoor’, mompelde ik terug.
Ik kwam erachter dat de overtuiging er ergens nog zit.
Dat ik niet sportief ben.
Ik voel me zelfs ongemakkelijk bij dat woord.
Hoe dat komt?
Omdat ik er zelfs labels aan ophing.
Sportief = slank
Sportief = lenig
Sportief = discipline
Tot ik vandaag ging googelen op de betekenis van het woord.
Sportief = eerlijk
Sportief = bewegen
Sportief = plezier.
Wauw, dat ben ik.
Tijd om korte metten te maken met m’n overtuiging.
Joehoe.. thanks Google. Ik ben sportief!
Aan welk woord heb jij (onbewust) een negatief label gehangen?
Of met welke overtuiging mag jij korte metten maken?
PS: Je mag mij bedanken.
Of Google😉.